De TMAP-sensor (Transmitting Throttle Absolute Pressure) meet zowel de druk in het inlaatspruitstuk als de gaskleppositie in een verbrandingsmotor. Het meet met name de absolute druk in het inlaatspruitstuk, die de atmosferische druk weerspiegelt plus de druk die wordt gecreëerd door het inlaatproces van de motor. Bovendien controleert het de positie van de gasklep, die de hoeveelheid lucht regelt die de motor binnenkomt. Door deze metingen te combineren, levert de TMAP-sensor kritische gegevens aan de motorregeleenheid (ECU) voor nauwkeurige controle van de timing van de brandstofinjectie, de overheadverhouding en optimalisatie van de motorprestaties door middel van variabele bedrijfsomstandigheden.
Een MAP-sensor (absolute druk) meet doorgaans de absolute druk in het inlaatspruitstuk van een verbrandingsmotor. Het normale drukbereik voor een MAP-sensor varieert afhankelijk van het motorontwerp en de bedrijfsomstandigheden, maar varieert over het algemeen van ongeveer 25 kPa (3,6 psi) bij stationair draaien tot 100 kPa (14,5 psi) of niet langer onder volledige belasting. Dankzij dit drukbereik kan de mapsensor nauwkeurig veranderingen in de motorbelasting en inlaatomstandigheden weergeven, waardoor de ECU de brandstoftoevoer en het ontstekingstijdstip dienovereenkomstig kan aanpassen voor prestaties en optimale motorefficiëntie.
De functie van een TMAP-sensor (Absolute Pressure Management) is om de motorregeleenheid (ECU) nauwkeurige informatie te geven over de absolute druk in het inlaatspruitstuk en de positie van de plaatvlinder. Door deze parameters gelijktijdig te bewaken, helpt de TMAP-sensor de ECU de bedrijfsomstandigheden van de motor te bepalen en de timing van de brandstofinjectie, het lucht-brandstofmengsel en andere parameters aan te passen om de prestaties, de energie-efficiëntie en de emissiecontrole te optimaliseren. Deze geïntegreerde sensor speelt een cruciale rol in moderne motormanagementsystemen door het reactievermogen en de betrouwbaarheid onder een breed scala aan rijomstandigheden te verbeteren.
Het PSI-bereik (pounds per vierkante inch) van een MAP-sensor (absolute druk) varieert doorgaans afhankelijk van de specifieke toepassing en het motortype. In automobiel- en industriële toepassingen werken kaartsensoren vaak in een drukbereik van 0 tot 30 psi of hoger, wat overeenkomt met de atmosferische druk plus de druk die wordt gegenereerd door het motorinlaatproces. Dankzij dit bereik kan de sensor nauwkeurig variaties in de druk in het inlaatspruitstuk meten, wat rechtstreeks verband houdt met veranderingen in de motorbelasting, de stand van het gaspedaal en de dynamiek van de luchtstroom. Kaartsensoren zijn ontworpen om deze druk te weerstaan en tegelijkertijd betrouwbare en nauwkeurige gegevens aan het motorbesturingssysteem te leveren voor optimale motorprestaties en efficiëntie.
Een kaart (absolute druk van het spruitstuk) meet de absolute druk in het inlaatspruitstuk van een verbrandingsmotor. Deze manometer geeft realtime feedback over de drukomstandigheden in het inlaatspruitstuk, die een directe invloed hebben op de motorprestaties, de brandstoftoevoer en de emissiebeheersing. Door de druk in het spruitstuk te monitoren, helpen kaartmeters machinisten en monteurs bij het diagnosticeren van motorproblemen, het optimaliseren van de afstemming voor prestatie-upgrades en het garanderen van een goede werking van turbochargers en superchargers. Kaartmeters zijn essentiële hulpmiddelen bij het tunen, diagnostiek en prestatiemonitoring van auto’s en bieden waardevolle informatie over de gezondheid en efficiëntie van de motor op basis van de drukmetingen in het inlaatspruitstuk.